Een falchion is een eenhandig, enkelzijdig zwaard van Europese oorsprong met een lengte van 94–102 cm. Falchions komen in verschillende vormen voor vanaf ongeveer de 13e tot en met de 16e eeuw. In sommige versies lijkt de falchion op de sax en later op de sabel, en in andere versies meer op een machete met een pareerstang.
De klingontwerpen van falchions varieerden sterk per gebied en tijd. Ze waren bijna altijd eensnijdig en hadden een lichte kromming van de kling naar de punt. De meeste waren ook voorzien van een pareerstang en een grip, vergelijkbaar met de zwaarden. In tegenstelling tot de tweesnijdige zwaarden van Europa, zijn er weinig falchions bewaard gebleven. Er zijn momenteel minder dan dertig bekende exemplaren. Vanaf de 15de eeuw ontwikkelde naast de falchion in West-Europa ook de Messer, die veel op de falchion lijkt. Later ontwikkelde zich daarvan uit het backsword en verschillende typen sabels.
Het blijft een raadsel waarom er zo’n groot verschil bestaat tussen de frequentie van falchions in kunst uit die tijd en het verrassend kleine aantal bewaarde falchions uit de middeleeuwen. Momenteel zijn er minder dan 30 bevestigde overgebleven middeleeuwse falchions, tegenover de duizenden rechte tweezijdige zwaarden uit dezelfde periode. Huidig onderzoek door James Elmslie suggereert dat de oververtegenwoordiging in middeleeuwse kunst een vorm van artistieke uiting kan zijn om bepaalde betekenissen over te brengen, zoals het aangeven van wie de vijanden in het verhaal zijn. Falchions zijn namelijk vaak afgebeeld bij ‘slechteriken’, zoals bijbelse vijanden of niet-christelijke barbaren.
Falchions worden soms verkeerd begrepen en verward met machetes. De historische falchions die zijn teruggevonden, zijn echter zeer dun en gemiddeld lichter dan een tweezijdig zwaard. Deze wapens waren daarom geen hak- of kloofwapens zoals de machete, maar snelle slag- en houwwapens. Meer vergelijkbaar met de shamshir of sabels, ondanks hun brede blad.
De falchion voor aristocratie en het ‘gewone volk’
In tegenstelling tot Centraal-Europese Messers en kleinere vechtmessen zoals de tesak, die vaak grof van constructie waren en soms populair bij de boerenbevolking, tonen overgebleven falchions een hoge mate van vakmanschap. Ze hebben vaak rijk gedecoreerde bronzen pommels en soms ingesneden bladen. Hoewel sommige vormen van falchions, vooral vroege Lombardische exemplaren, de grens tussen zwaard en gereedschap vervagen en worden afgebeeld als gebruikt door gewone infanterie, laten de bewaarde exemplaren zien dat het fraaie statuswapens waren. Zo behoorde de Conyers falchion tot een adellijke familie, en wordt het wapen afgebeeld in illustraties van gevechten tussen bereden ridders. Sommige latere falchions waren rijk versierd en werden door de adel gebruikt; een voorbeeld is een rijk gegraveerd en verguld falchion uit de jaren 1560 in de Wallace Collection, met het persoonlijke wapen van Cosimo I de’ Medici, groothertog van Toscane.
Originele falchions
Een van de weinige overgebleven falchions, de Conyers falchion, heeft de vorm van een grote machete. Dit type komt ook voor in kunstwerken en lijkt beperkt te zijn tot de 13e en 14e eeuw. Ondanks hun profiel hadden deze wapens een zeer dunne kling, vaak slechts 1,2 mm dik bij de rug, 7 cm van de punt, met een lichte taps toelopende vorm naar de snijkant, die overgaat in een secundair facet. Dit gaf de kling een zeer scherpe rand, terwijl het toch enige duurzaamheid behield. Moderne theorieën suggereren dat de falchion voornamelijk bedoeld was voor gebruik tegen ongepantserde tegenstanders.
Falchions met puntige uiteinden
De meerderheid van de afbeeldingen in kunst weerspiegelt een ontwerp dat lijkt op dat van het großes Messer. De Thorpe Falchion, een overgebleven voorbeeld uit het 13e eeuwse Engeland, woog net geen 904 gram. Van de totale lengte van 956 millimeter is 803 millimeter de rechte kling met opmerkelijke puntige of klauwvormige uiteinden, vergelijkbaar met de veel latere kilij van Turkije. Dit type wapen bleef in gebruik tot in de 16e eeuw.
Andere falchions
Een subtype van de ‘umbrella-hilted’ falchion is te zien in de Maciejowski Bijbel. Daarnaast is er een groep 13e- en vroege 14e-eeuwse wapens die soms als falchion wordt geïdentificeerd. Deze hebben een falchion-achtige kling gemonteerd op een houten schacht van 30–61 cm lang, soms eindigend in een kromming als een paraplu. Deze zijn te zien in talrijke illustraties in de midden-13e-eeuwse Maciejowski Bijbel.
De Elmslie typering
De Elmslie typologie is een systeem voor de classificatie en beschrijving van enkelzijdige Europese steekwapens uit de late middeleeuwen en vroege barokperiode, van ongeveer 1100 tot 1550. Het is ontworpen om classificatieterminologie te bieden voor archeologische vondsten van enkelzijdige wapens, evenals visuele weergaven in kunst. Het omvat zwaarden uit de Europese Middeleeuwen (ongeveer 11e tot 16e eeuw) en verdeelt deze momenteel in vijf hoofdtypen, elk met verschillende subtypes. Historicus en zwaardensmid James Elmslie introduceerde de typologie in 2015, als een aanvulling op de Oakeshott typologie, die dubbele zwaarden uit dezelfde periodes behandelt.
Enkelzijdige zwaarden en vechtmessen (seax) werden in Europa gebruikt tot aan de Vikingtijd, maar vanaf de 10e eeuw raakten ze minder populair en tegen de 11e eeuw waren ze vrijwel verdwenen. Mogelijk hing dit samen met religieuze veranderingen, waardoor dergelijke wapens minder populair werden onder volgers van het Westelijke Christendom. In Scandinavië en de Baltische gebieden, die later christelijk werden, bleven enkelzijdige wapens langer in gebruik totdat deze regio’s zich tot het christendom bekeerden. Gedurende meer dan 200 jaar was het rechte, dubbelzijdige zwaard het meest gebruikte wapen in West-Europa (Oakeshott Type X tot XIII).
Type 1
Enkelzijdige zwaarden kwamen weer terug in het begin van de 13e eeuw met Type 1-bladen, die kort maar breed waren en naar de punt toe breder werden.
Type 1a
De klassieke middeleeuwse falchion, te zien in veel middeleeuwse manuscripten en een paar archeologische vondsten (bijvoorbeeld de "Conyers falchion" in de kathedraal van Durham). Waarschijnlijk ontstaan rond 1230 na Christus en misschien 100 jaar gebruikt.. Kenmerkend zijn de uitwaaierende kling en het brede, scherpe punt.
Type 1b
Deze falchions kunnen recht of licht gebogen zijn. De meeste overgebleven falchions zijn maar heel licht gebogen. Soms worden ze vergeleken met machetes, maar ze zijn dikker bij de basis (4–5 mm) en lopen taps toe tot minder dan 2 mm bij het breedste deel. Het blad is wigvormig met een schuine snijkant, waardoor ze goed snijden, vooral door stof of niet-gepantserde doelen.
Subtype 1b heeft vaak een afgevlakte punt zonder scherpe punt. Voorbeelden hiervan komen uit middeleeuwse tekeningen, maar niet in archeologische vondsten.
Type 1c
Deze hebben gekartelde uiteinden en afgevlakte ruggen, vooral bekend van de Maciejowski Bijbel. Vaak hebben ze een grip dat lijkt op een mes met een dunne tang, soms gebogen. Elmslie noemt ze soms ‘proto-messer’ of ‘messer-achtig’, omdat ze meer op een mes lijken dan op een zwaard. Mogelijk zijn ze verwant aan Noord-Italiaanse wapens genaamd Falcastro. In moderne cultuur en bij zwaardsmeden worden ze soms “bible chopper” genoemd.
Type 1d
Deze zwaarden hebben een duidelijke punt aan de top, met een versterkt gedeelte boven op de rug en een dun snijdend gedeelte eronder.
Type 2
Subtype 2a wordt ook wel ‘reverse edged’ falchion genoemd. Gebruikt rond 1300–1370, scherp aan de korte kant met een afgevlakt deel voor een sterke punt. Bekend van twee overgebleven exemplaren. Archeologisch bewijs uit Dordrecht toont schedes van Type 2a. Ze kwamen vooral voor in Noord-Frankrijk en Bourgondië en verspreidden zich beperkt naar Groot-Brittannië en West-Duitsland.
Type 3
Deze bladen hebben gekartelde of afgesneden punten.
-
Subtype 3a: Een korte clip punt die goed snijdt en nog wat kan steken.
-
Subtype 3b: De punt wordt langer en spitser, snijkant blijft diep voor kracht.
-
Subtype 3c: Nog extremere clip met lange punt en massief blad, laat goed snijden toe.
-
Subtype 3d: Korte clip punt populair in de 15e eeuw, ook ‘cat’s claw’ genoemd. Slanker dan eerdere modellen.
-
Subtype 3e: Meerdere kartels aan de rug (meestal 2, soms 3). Zeldzaam, vaker op messers dan op falchions.
Type 4
Meer gezien in Oost-Europa. Ze lijken soms op een Messer of sabel.
-
Subtype 4a: Rug met een ‘trapje’ naar beneden, later weer omhoog bij het einde.
-
Subtype 4b: Alleen een trapje naar beneden.
-
Subtype 4c: Alleen een trapje omhoog, vaak ‘yelman’ genoemd, waarschijnlijk geïnspireerd door Turkse zwaarden.
-
Subtype 4d: Trapje omhoog en omlaag, meestal niet scherp, vaak rond het ‘sweet spot’ gebied van het zwaard.
Type 5
Symmetrische klingen, meestal recht en weinig kromming. Vaak moeilijk op te merken in musea. Worden ook wel ‘enkelzijdige zwaarden’ of ‘Early Backswords’ genoemd.
-
Subtype 5a: Kling bijna parallel, punt buigt omhoog naar de rug.
-
Subtype 5b: Kling parallel, eindigt in een speerpunt.
-
Subtype 5c: Kling loopt taps toe naar de rug, meestal net voorbij het midden van het zwaard.
-
Subtype 5d: Vaak uit Slovenië, meer een groot mes dan een zwaard. Buigt zowel aan rug als snijkant. Heeft een kling met nagel om de hand te beschermen.
Subtype 5e: Groot mes met ‘gebroken rug’, rug buigt negatief naar beneden. Heeft ook een Messer-achtige grip.