Inhoudsopgave
Het kachelschild, driehoeksschild of ridderschild werd vanaf eind 12e eeuw tot laat in de 14e eeuw gebruikt. Het is het typische schild dat wordt geassocieerd met de riddertijd. Schilden van dit type werden zowel door infanterie als cavalerie gedragen en waren vaak beschilderd met heraldische motieven.
Naamgeving
De naam “kachel schild” is een nieuw woord, bedacht door Victoriaanse historici, omdat de vorm leek op een strijkijzer. Het schild wordt ook wel eens een driehoeksschild of een ridderschild genoemd.
Geschiedenis van het ridderschild of kachelschild
Het kachel schild, is een type middeleeuws Europees schild die eind 12e eeuw ontstond vanuit het grotere Normandische vliegerschild. De reden van deze ontwikkeling was mogelijk dat lichaamsbepantsering beter werd en daarom de bescherming van een groot schild minder belangrijk werd. Het kachel schild is aanzienlijk minder massief als zijn voorgangers, maar bevat nog steeds dezelfde karakteristieke vorm. Schilden van dit type werden zowel door cavalerie als door infanterie gebruikt. Voorbeelden van dit type schild zijn te zien op de grote zegels van Richard I en John, koning van Engeland.
Details
Het kachelschild was kleiner dan het vliegerschild, daardoor makkelijker te hanteren en te gebruiken te paard of te voet. Vanaf de 15e eeuw veranderde het in gespecialiseerde tournooischilden, vaak met een “bouche”, een inkeping waar de lans doorheen kon. Toen harnas steeds meer van het lichaam bedekte, werd het schild kleiner. Rond het midden van de 14e eeuw werd het bijna niet meer buiten toernooien gebruikt.
kachelschilden waren meestal gemaakt van dun hout met een textielen of leren laag erover die het hout beschermde tegen impacten en extra taai maakte.. Soms werd het hout verstevigd met staal of ijzer. Sommige schilden, zoals dat van Edward, de Zwarte Prins in zijn graf in de kathedraal van Canterbury, hadden extra lagen van gesso, linnen en/of perkament.
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, werd het schild niet aan de arm vastgemaakt. Het werd vastgehouden en bewogen met een handriem en een riem die een guige heet. Deze ging om de nek en ondersteunde het schild, en kon ook over de rug worden gedragen als het niet gebruikt werd. De draagtechniek kan worden vergeleken met het oudere vliegerschild.
Het kachelschild werd gebruikt door bijna alle lagen binnen het leger van de Hoge en late middeleeuwen. Het schild was zowel populair bij de ridderstand als het voetvolk. Dit type schild had ook nadelen. Bij correct gebruik werden de benen bijna helemaal niet beschermd. Dit nadeel kon worden beperkt door van een tegenstander weg te bewegen. Zoals een oude instructie zegt: “Als een zwaard naar je been gaat, sla dan naar zijn gezicht of keel: zijn armen worden sneller vermoeid dan zijn hoofd.” Hierbij wordt uitgegaan dat een tegenstander een langere afstand moet overbruggen om met zijn wapen bij jouw been te komen als dat jij nodig hebt om met jouw wapen de tegenstander bij zijn hoofd, keel of schouders te raken. Helaas zijn er verder amper historische bronnen over hoe precies met kachelschild en zwaard werd gevochten, de bekende vechtboeken dateren allemaal uit een latere periode.