Het bastaardzwaard, de Franse épée bâtarde en het Engelse bastard sword, ontstonden in de 15e eeuw. Oorspronkelijk verwees de term naar een ‘onregelmatig’ zwaard dat zowel met één als met twee handen gebruikt kon worden. Tegen het midden van de 16e eeuw kon het ook duiden op uitzonderlijk grote zwaarden, waardoor het onderscheid tussen ‘bastaardzwaard’ en ‘langzwaard’ steeds vager werd. De competitie Masters of Defence, georganiseerd door Hendrik VIII in juli 1540, vermeldde het ‘two-handed sword’ en het ‘bastard sword’ als twee afzonderlijke categorieën. Het is onzeker of dezelfde term ook voor andere soorten kortere zwaarden werd gebruikt, maar in de 19e eeuw werd “bastaardzwaard” duidelijk vastgesteld als verwijzing naar grote zwaarden. Hierdoor wordt de term vaak verward met het langzwaard of de tweehander.
Geschiedenis van het bastaardzwaard
Bij wapens en harnas bestaat een duidelijk verband tussen de ontwikkeling van beide. Wie wilde overleven op het middeleeuwse slagveld, moest voortdurend nieuwe maatregelen treffen. Tijdens de hoge middeleeuwen (1000–1300 n.Chr.) waren ridders gepantserd met gambesons en maliënkolders. Deze boden goede bescherming tegen houwen, beperkte bescherming tegen steken, en gaven de drager voldoende beweeglijkheid om zijn wapenrusting effectief te kunnen gebruiken. Rond deze periode vocht de aristocratie met het zwaard uitsluitend met het arming sword (ridderzwaard).
Vroege langzwaarden
Al vanaf de 12e eeuw werd geëxperimenteerd met het maken van grotere zwaarden (Oakeshott type XIIa en XIIIa), waarmee krachtigere houwen konden worden uitgedeeld om door de maliënkolder heen te breken. Dit waren de vroege typen langzwaarden en dienden als voorlopers van het langzwaard en het bastaardzwaard uit de late middeleeuwen.
Langzwaarden
Rond de 14e eeuw ontwikkelde zich het plaatpantser, aanvankelijk ter bescherming van knieën en ellebogen, met als hoogtepunt de coat of plates, die over de maliënkolder werd gedragen. Tegen het einde van de 14e eeuw ging men een stap verder en werden ook het kuras, been-, arm- en schouderpantser ontwikkeld. Rond deze periode spreken we van volledige harnassen. Hierdoor werden langzwaarden steeds belangrijker. Deze zwaarden konden, naast houwen, ook veel krachtiger steken dan de traditionele ridder zwaarden. Met deze wapens werd gericht gestoken op kwetsbare delen van het lichaam, zoals de armen en de hals.
Naast het nieuwe langzwaard ontwikkelde zich in de 15e eeuw het bastaardzwaard. Het belangrijkste verschil is dat langzwaarden een grip hebben die duidelijk bedoeld is voor gebruik met twee handen, terwijl bastaardzwaarden een grip hebben die geschikt is om met één hand te gebruiken en soms ook met twee. Hieraan dankt het zwaard zijn naam: de bastaard is geen eenhander, maar ook geen tweehander. Bastaardzwaarden zijn over het algemeen lichter en korter dan langzwaarden, waardoor ze uitstekend gecombineerd kunnen worden met een schild of beukelaar.
Samenstelling
Het bastaardzwaard bestaat uit een kling die vaak iets langer is dan die van een normaal ridderzwaard. De kling loopt taps toe en heeft twee snijvlakken. De pareerstang is vergelijkbaar met die van de traditionele ridder zwaarden en hij is eveneens voorzien van een pommel. De grip is langer als die van een arming zwaard (ridderzwaard) maar korter dan die van een langzwaard. Hierdoor is het gewicht lichter dan van een langzwaard en is het wapen wendbaarder en zowel geschikt om makkelijk mee te houwen als te steken.
Anderhalfhander
De term anderhalfhander is relatief modern (uit het einde van de 19e eeuw). Deze naam verwijst naar het feit dat het zwaard door zijn balans zowel met één hand als met twee handen kon worden gebruikt. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de term bastaardzwaard nog regelmatig gebruikt voor dit type zwaard, terwijl langzwaard, indien überhaupt gebruikt, verwees naar het rapier in de context van Renaissance- of vroegmoderne schermkunst.
Langzwaard of bastaardzwaard?
Ondanks vele pogingen blijft het lastig om een duidelijk onderscheid te maken tussen een langzwaard en een bastaardzwaard. Beide types overlappen regelmatig in afmetingen. In principe kan men uitgaan van het volgende: een bastaardzwaard heeft een kortere grip, waardoor het zowel met één hand als eventueel met twee handen gebruikt kan worden, terwijl een langzwaard een langere grip heeft en primair als tweehandig wapen wordt gehanteerd.