Viking vrouwen en offers (blóts)

Viking ritual

Het Oudnoorse werkwoord blóta betekent ‘offeren’. Offers maken een diepgaand deel uit van de religie van de Vikingen, die vergelijkbaar is met de religies van andere Indo-Europese volkeren. De Vikingen kenden geen onderscheid tussen religie en het seculiere leven: dagelijks leven en religie waren volledig verbonden. Voor hen was religie hun dharmatische levenswijze en niet een losstaand iets. Ze hadden zelfs geen woord voor ‘religie’ en noemden het siðr, wat ‘gewoonte’ of ‘traditie’ betekende. Mensen in de Viking samenleving leefden in verwantschap met hun goden, animistische geestkracht en de voorouders. Het was de rol van de aristocratie om deze kosmische verbondenheid in stand te houden en chaos, zowel extern als binnen de gemeenschap, te voorkomen. 

De rol van viking vrouwen in rituelen

Terwijl de samenleving patriarchaal was, waren het aristocratische viking vrouwen die een centrale rol speelden in religie en rituelen. Een van hun rollen tijdens ceremonies betrof het offeren. Weinig is bekend over de regels die Vikingen aan offers verbonden. Mogelijk waren ze net zo rigide als bij andere Indo-Europese volkeren zoals de Vediërs, Grieken of Romeinen. Het concept blijft hetzelfde: jij geeft aan de goden, in ruil geven ze aan jou. Zo wordt de cirkel van wederkerigheid in stand gehouden. Deze traditie kan ook worden teruggezien in het heilige gastvrijheid principe waarin gast en gastheer een rituele band met elkaar aangaan. Ook daar speelde de vrouw als gastvrouw een prominente rol. 

Cult en offer priesteressen (Gyðja)

De Gyðja was een vrouwelijke priesteres, waarschijnlijk de tegenhanger van de mannelijke goði, die verantwoordelijk was voor religieuze ceremonies en tempelverering in de Oudnoorse samenleving.

De Eyrbyggja saga beschrijft hoe bepaalde families een sterke religieuze rol hadden en tempels beheerden. In Landnámabók wordt een vrouw genaamd Thorbjorg gyðja genoemd als priesteres in een heiligdom gewijd aan Thor.

Viking Gyðja doet een blót (offer)
Celtic WebMerchant

De Blótgyðja (Offerpriesteres) 

De blótgyðja was een priesteres die zich bezighield met blót, de Oudnoorse offerceremonies waarbij dieren of andere gaven aan de goden of geesten werden geofferd.


De gyðja was waarschijnlijk een priesteres die tempels en cultussen beheerde, terwijl de blótgyðja specifiek betrokken was bij offerceremonies. Het is onduidelijk of beide dezelfde persoon waren.


Hoewel de bronnen hierover beperkt zijn, wijzen zowel saga’s als archeologische vondsten op een belangrijke religieuze rol voor vrouwen in de Vikingtijd. Het is mogelijk dat uiteindelijk gyðja en blótgyðja synoniem aan elkaar zijn.

De blótgyðja (viking priesteres) offert een bijl in het moeras
Celtic WebMerchant

Vrouwen als religieus offer

Een voorbeeld van een slavin die als religieus offer werd gebracht om met een overleden Viking-stamhoofd naar het hiernamaals te reizen, is te vinden in het verslag van de Arabische reiziger Ibn Fadlān, bekend als de Risāla, circa het jaar 920 n.Chr Deze bron is uniek, omdat het het enige ooggetuigenverslag is van een begrafenis van een leider van de Rus. Ibn Fadlān kwam de groep tegen die hij beschrijft nabij de rivier de Wolga. Zijn vertaal- en cultuurbarrières zorgen ervoor dat zijn verslag sterk gekleurd is voor een Islamitisch publiek. Hetzelfde geldt voor een moderne feministische interpretatie van de tekst. Wij raden aan om zijn verslag via een dharmatische bril te benaderen, passend voor voor-christelijke Europese samenlevingen.


Ibn Fadlān beschrijft hoe de begrafenis voorbereidingen begonnen met het verdelen van de bezittingen van de overleden man onder zijn familie. “Een jonge slavin werd gevraagd of ze bereid was om met haar meester te sterven”, en ze accepteerde. Vervolgens beschrijft Ibn Fadlān dat er gedurende tien dagen voorbereidingen plaatsvonden, waaronder de bouw van een grafheuvel, het bereiden van alcoholische dranken en het opofferen van dieren. Tijdens de ceremonie werd de slavin naar binnen gebracht en kreeg ze alcohol te drinken. Ze had seks met meerdere mannen van de stam, die daarmee hun liefde voor hun overleden stamhoofd wilden benadrukken, en werd vervolgens gewurgd door een oudere vrouw, waarna ze samen met haar meester in het graf werd gelegd. Ten slotte stak men het schip in brand en werd een heuvel over het geheel opgeworpen.


Het zal voor mensen die bekend zijn met Vikingtijd begrafenis praktijken duidelijk zijn dat er opvallende overlappingen zijn tussen Ibn Fadlān’s verslag en andere rijkere grafvondsten. Schepen, dieroffers en kostbare grafgiften zijn bekend. Het idee van het offeren van een slavin is niet uniek voor de Viking Wereld en kan je in context plaatsen van grafrituelen uit Indo-Europese samenlevingen. Vanaf de Bronstijd kwam het in Europa regelmatig voor dat zowel mannen als vrouwen de overledene in hun graf vergezellen. De meest massale voorbeelden hiervan vinden we bij de Scythen.


Een andere Arabische reiziger beschrijft hoe een man zich met zijn bezittingen, zijn vrouw en zijn slaaf liet begraven die daarmee hun liefde voor hem toonden. Een episode in Gautrek’s saga herhaalt dit idee, waarin een mannelijke slaaf werd toegestaan om mee begraven te worden. 


Voorbeelden hiervan zijn het beroemde Oseberg scheepsgraf en talrijke andere meervoudige begrafenissen zoals in het stedelijk centrum van Kaupang in Vestfold, Noorwegen. Dit zijn waarschijnlijk slaven die samen met hun meester wilden sterven. Omgekeerd zijn er ook verschillende gevallen die terecht aanleiding geven tot een andere interpretatie van mannelijke slachtoffers. Zoals bijvoorbeeld de mannelijke en vrouwelijke begrafenis in Gerdrup in Seeland (Denemarken), waar een vrouw blijkbaar is vermoord door een man die haar voeten had gebonden en haar heeft opgehangen. De ‘Elandman’ uit Birka in Uppland, Zweden, is een ander voorbeeld, waar een oudere man vermoedelijk werd opgeofferd door een jongere mannelijke begeleider. Deze werd willekeurig in het graf gegooid.

Viking volva met Viking hoorn
Celtic WebMerchant


Hoe interpreteren we deze rituele moord

Men leefde in een samenleving gebaseerd op eed gebonden wederkerigheid. Je was je stamhoofd trouw tot aan de dood. Na zijn dood ging het stamhoofd naar Walhalla, waar mensen uit de onderste laag (thralls) van de samenleving nooit konden komen. Zijn dood veroorzaakte een ramp binnen de samenleving. Het was deze aristocraat die waakte over de kosmische orde. Na zijn dood dreigde chaos uit te breken tenzij er een soepele machtsovername plaatsvond. 


Thralls hadden geen rechtspersoonlijkheid en hoorden bij het land. Ze moesten dus maar zien wie er aan de macht kwamen en hoe ze door deze nieuwe leider behandeld zouden worden. Het is dus niet verrassend dat een vrouwelijke thrall, die mogelijk een goede relatie met haar leider had, ervoor kon kiezen om hem te volgen naar Walhalla, de plek van eeuwige roem. 


De mannen die seks met haar hadden bleven onder de levenden. Voor hen brak een gevaarlijke tijd aan waarin ze de stam moesten behoeden van interne ineenstorting. In haar laatste dagen moeten ze deze slavin als semi-heilig hebben beschouwd. Het idee dat deze elite krijgers voorafgaande aan het offer seks met haar hadden, kan waarschijnlijk niet vanuit het oogpunt van mannelijke dominantie op een vrouwelijk slachtoffer worden gezien. Daarvoor was op dat moment haar sociale status te hoog. In plaats daarvan was het de vrouw die door deze daad de mannen met het stamhoofd verbond en met elkaar. Tenslotte waren het deze mannen die de aankomende ramp moesten neutraliseren zonder elkaar de kop in te slaan. 

Malak al-Maut of ‘Engel des Doods
Celtic WebMerchant

Vrouwen als uitvoerders van offers

Verdergaand met Ibn Fadlān’s Risāla, bevat deze bron ook een belangrijke vrouwelijke figuur die het ritueel uitvoert. Dit is de Malak al-Maut of ‘Engel des Doods’, zoals ze door Ibn Fadlān wordt beschreven: een oude, corpulente vrouw met een verontrustend uiterlijk. Afgezien van haar fysieke kenmerken zijn er ook suggesties dat zij de coördinator was van het ritueel. Ze wordt beschreven als degene die verantwoordelijk was voor het omhullen van de dode met begrafeniskleding — een rol die als belangrijk werd gezien, aangezien een derde van het vermogen van een jarl werd geïnvesteerd in zijn begrafenis. Verder coördineert ze het ritueel van begin tot eind en voert zelf de uiteindelijke doding van de slavin uit. Wie zij was is onduidelijk, maar mogelijk was ze een offer priesteres uit een aristocratische familie. Mogelijk zelfs die van het overleden stamhoofd. De Engel des Doods biedt veel inzicht in hoe het ritueel werkelijk functioneerde, maar roept wellicht minder fascinatie op.

Een andere interessante tekst is de Ynglinga saga uit het veertiende-eeuwse Flateyjarbók. Deze beschrijft het gebruik van vrouwelijke leiders, rituelen en offers. Het beschrijft hoe men tijdens de veldtocht van koning Christianiserer Olaf stopte bij een heilige boerderij, waar een jaarlijks ritueel werd gehouden door de vrouw des huizes. Elke avond waste ze een heilige fallus, de Ylgr, en de leden van het huishouden zongen en zalfden deze en gaven hem van hand tot hand. Elk gezang eindigde met het gebed: “Moge deze fallus overvloed geven.” De fallus vertegenwoordigt vermoedelijk de god Freyr, die vaak werd geassocieerd met vruchtbaarheid, vrouwen en seksuele energie — een associatie die door de priesteres met opvallende openheid werd uitgevoerd. De bron is levendig, theatraal en benadrukt de intensiteit van het ritueel. Dit soort rituelen, hoewel verschillend van Ibn Fadlān’s Risāla, tonen de kracht en zichtbaarheid van vrouwen in rituele contexten.

In Ibn Fadlān’s Risāla, waar de slavin wordt begraven in een constructie die lijkt op een deurkozijn, ‘om haar meester in het hiernamaals te ontmoeten’, blijft deze symboliek sterk. De fallus wordt ook gevonden in een aanzienlijk ouder object: een kleine beenschraper gevonden in Noorwegen. De aard van de offers zelf is mogelijk verloren gegaan in de vertaling, maar de echo’s van vrouwen als aanstichters van offerpraktijken blijven bestaan. 

Terugkerend van de lichtere toon van de Vǫlsa þáttr, kunnen we een oudere associatie zien met vrouwen als uitvoerders van offers in verschillende Germaanse bronnen. Strabo’s Geographica (rond 64 v.Chr.–21 n.Chr.) vermeldt hoe priesteressen onder de Cimbri (mogelijk afkomstig uit Jutland in Denemarken) de keel doorsneden van krijgsgevangenen en profeteerden met hun bloed en ingewanden. Andere Germaanse bronnen beschrijven ook mensenoffers, hoewel meestal het geslacht van degenen die deze rituelen uitvoerden niet wordt genoemd.

Er zijn verbanden tussen vrouwen en de cyclische blót-offers, zoals in de Óláfs saga helga. Een passage beschrijft hoe de skald Sigvatr en zijn metgezellen moeite hadden om onderdak te vinden op een boerderij. Zij werden weggestuurd door de vrouw des huizes omdat ze bezig waren met een álfablot en Sigvatr en zijn metgezellen christenen waren. Op dat moment waren ze dus niet welkom. De precieze rol van de vrouw des huizes in dit álfablot blijft onduidelijk, maar omdat zij het was die gasten op dat moment wegstuurde, kunnen we een rol van directe betrokkenheid in het ritueel veronderstellen.

Viking offer
Celtic WebMerchant

De Dísablót, Een eerbetoon aan de vrouwelijke godheden 

De Dísablót was een oud offerfeest dat werd gehouden ter ere van de dísir — vrouwelijke geesten of godheden die bescherming boden en verbonden waren met het lot en de vruchtbaarheid. In sommige bronnen zijn dit de nornen, maar soms konden ook Valkyren worden geassocieerd met de disir. Het doel van dit ritueel was het bevorderen van een goede oogst en het veiligstellen van voorspoed voor de gemeenschap.

Dit heilige ritueel wordt genoemd in verschillende oude Noordse teksten, waaronder de Hervarar-saga, Víga-Glúms-saga, Egils-saga en Heimskringla. Volgens sommige bronnen vond de Dísablót plaats tijdens de Winternachten of rond de lente-equinox. In één versie van de Hervarar-saga wordt beschreven hoe Alfhildr, de dochter van koning Alfr van Alfheim, werd ontvoerd door Starkad Aludreng terwijl zij een horgr (een offeraltaar van stenen) met bloed rood kleurde.  Bloed stond net als in andere Indo-Europese  tradities voor het levensverhaal waarmee beelden, graven en aanwezigen in de wereld van de levenden werden verbonden.

Ondanks dat offeren vrijwel uitsluitend in verband wordt gebracht met priesteressen, vermeldt de Ynglinga-saga dat ook de koning hierin een rol speelde als hogepriester van de tempel van Uppsala. De Dísablót had naast een religieuze betekenis ook een politieke en sociale betekenis. 

Het vond doorgaans eind februari of begin maart plaats in Gamla Uppsala, waar het samenviel met de grote jaarmarkt, de Disting, en de volksvergadering, het Ding van alle Zweden.

De oudnoorse Dísablót kan in verband worden gebracht met de Angelsaksische modranect (“moedernacht”), een nacht gewijd aan vrouwelijke godheden. Ook de Angelsaksische maand blot-monath (offermand) — ruwweg overeenkomend met november — wijst op een bredere Germaanse traditie van vrouwelijke erediensten.

Conclusie

De oudnoorse religie kent net als andere Indo-Europese religies geen onderscheid tussen kerk en staat. Het was immers de aristocratie die verantwoordelijk was voor de balans tussen orde en chaos.

Vrouwen waren in de Oudnoorse samenleving op veel manieren nauw verbonden met offerpraktijken, maar het is belangrijk te beseffen dat zij nooit werden afgebeeld als de enige uitvoerders van deze rol. Echter lijkt het erop dat de rol van het geven van offergaven aan de goden hoofdzakelijk was voorbestemd voor vrouwen en dat zij zodoende een centrale en machtige functie bekleedden binnen de Viking gemeenschap en diens dharmatische tradities. 

Maak het verschil, doneer nu!

Lees onze nieuwste blogs!