Romeinse veldtekens

Roman aquilifer

Binnen het Romeinse legioen waren verschillende type veldtekens die allen hun diepere betekenis hadden. 

Aquila, de legioens adelaar

De Aquilifer (Latijn: aquilifer, letterlijk "adelaar-drager", afgeleid van aquila – adelaar) was een militaire rang binnen het leger van het oude Rome. Deze rang bekleedde de hoogste positie binnen de groep vaandeldragers van een legioen en had als voornaamste taak het bewaken en dragen van de aquila, de legioens adelaar, tijdens veldslagen.


Voor de hervormingen in de late Romeinse Republiek maakten de legioenen gebruik van verschillende dierlijke symbolen als de aquila. Ze gebruikte everzwijnen, wolven en paarden. Mogelijk kwam deze traditie voort uit de Proto-Indo-Europese koryos cultus, waarbij krijgers in hun volwassenwording ritueel eigenhandig een zwijn, wolf of beer moesten doden. Na deze prestatie gingen zij in gevechten over in een extatische krijgsfurie, waarbij zij de gedaante van deze dieren aannamen, die vanwege hun agressie en sluwheid werden vereerd. Ze droegen vachten van deze dieren, zoals de Germaanse berserker en ulfheðinn. Ook Romeinse veles en vaandeldragers droegen vachten van deze dieren. Oorspronkelijk had elk legioen zijn eigen unieke standaard. Na de hervormingen werd er echter een uniforme standaard ingevoerd voor alle legioenen: de aquila, een beeld in de vorm van een kleine, vergulde adelaar werd de verpersoonlijking van Jupiter, de oppergod en hemelvader. 

De adelaar als symbool

De adelaar is het heilige dier van Jupiter en staat symbool voor zijn suprematie en voorspellende kracht. In het Romeinse auspicia-systeem, waar vogels werden gebruikt om de wil van de goden te interpreteren (gebaseerd op de Etrusken), had de adelaar een bijzondere betekenis. Jupiter, oorspronkelijk een hemelgod, wordt vaak afgebeeld met deze symbolen. Een veel voorkomend beeld is dat van een adelaar die een bliksemstraal in zijn klauwen houdt, een combinatie die vaak te zien is op munten en andere kunstvoorwerpen.

Romeins animisme

In de wereld van de Romeinen en andere Indo-Europese culturen bestond er geen scheiding tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. De kosmos werd gezien als een levende, bezielde eenheid waarin mens, natuur, goden en het hiernamaals met elkaar verbonden waren in een hiërarchische relatie. Elke rivier had zijn nimf, elk woud zijn geest, en elk ritueel stond in contact met het goddelijke.


Deze dharmatische kosmologie — een term die verwijst naar een op orde en wederkerigheid gebaseerde wereldvisie — bepaalde alle aspecten van het leven, van religie en filosofie tot magie, kunst en oorlogvoering. Binnen dit wereldbeeld moet de verering van de aquila worden gezien. De adelaar was niet het teken van Jupiter, maar hij verpersoonlijkt de god zelf, hij was bezield met deze hemelvader die waakt over de voorspoed van Rome. 


De gouden (soms zilveren of bronzen) adelaar werd gedragen op een hoge staf. Elk legioen had slechts één aquila en bijgevolg ook maar één aquilifer, drager van de aquila. Het verlies van deze adelaar werd als een rampzalige schande en belediging voor Jupiter beschouwd. Het leidde meestal tot de ontbinding van het gehele legioen. De aquilifer droeg dan ook een enorme verantwoordelijkheid.

De aquilifer

Hoewel de aquilifer onder de centurio’s (centurions) in rang stond, werd hij toch beschouwd als een van de hoogste officieren binnen het legioen. Hij genoot aanzien en autoriteit, mede doordat hij een dubbele soldij ontving. Naast zijn rol op het slagveld vervulde de aquilifer ook administratieve en logistieke functies. Buiten de strijd was hij verantwoordelijk voor de financiën van het legioen. Hij trad op als kwartiermeester en schatbewaarder, beheerde de legioenstegoeden en hield toezicht op de uitbetaling van het spaargeld aan de soldaten. Mogelijk werd hem deze rol toebedeeld omdat de aquilifer door het dragen van de aquila functioneerde als een katalysator tussen het legioen en Jupiter zelf. 


In dit wereldbeeld, waarin de aquilifer zijn menselijkheid inruilde als tussenpersoon van de god Jupiter, droeg hij mogelijk soms een larva-masker, vaak vervaardigd naar het gelaat van een Romeinse vergoddelijkte held of Alexander de Grote. Bovendien bekleedde hij zich met een beren- of leeuwenvacht, hoewel het niet uitgesloten is dat ook een vacht van een zwijn of wolf werd gebruikt.

Positie van de aquilifer 

Binnen de militaire formatie bevond de aquilifer zich traditioneel in de eerste centuria van de eerste manipulus van de eerste cohort. Hij werd in deze positie effectief bijgestaan door de Primus Pilus, de hoogste rang van centurio binnen een legioen.

Uitrusting en uiterlijk van de Aquilifer

Wat betreft hun uiterlijk zijn er verschillende bronnen. Op de meeste bewaard gebleven afbeeldingen worden aquilifers afgebeeld met onbedekt hoofd, zonder helm of dierenhuiden. Toch tonen meerdere grafstenen dat aquilifers vaak een leeuwen- of berenvel over hun helm droegen. De poten van deze huiden werden dan vastgebonden rond de nek – een opvallend kenmerk van hun ambt. Daarnaast kon de aquilifer waarschijnlijk een larva-masker dragen. Hun bewapening bestond doorgaans uit een Gladius (korte zwaard), Pugio (dolk), Parma (klein, rond schild). Als bescherming droegen zij meestal Lorica hamata (ringenpantser) of Lorica squamata (geschubd pantser), met daaronder een officiers-subarmalis (beschermend ondervest), versierd met pteruges – leren of stoffen franjes aan de schouders en dijen.


Hun militaire status werd mede aangeduid door de cingulum, een brede gordel met metalen versiering. Deze kon op verschillende manieren worden gedragen: met of zonder suspensoria (hangende banden), met twee aparte riemen, zoals de ‘cowboy belt’ of met suspensoria die rechtstreeks aan het uiteinde van de cingulum vastzaten. Daarnaast droegen aquilifers ook phalerae – medailles die op de borst werden gedragen als teken van verdienste. 

Eer, plicht en symboliek

De status van aquilifer was veel groter dan die van een gewone vaandeldrager. Hij belichaamde de eer, de geest en de identiteit van het hele legioen. Zolang de aquila rechtop bleef staan op het slagveld, bleef het moreel van het legioen intact. Het was een zichtbaar baken van moed en trouw aan Jupiter en Rome. Daarom rustte op de schouders van de aquilifer niet alleen een fysiek gewicht, maar ook een immense symbolische last – die van het hele Romeinse Rijk. Aquilifers werden waarschijnlijk gekozen uit legionairs die zichzelf lieten uitblinken in heldendaden.

Andere veldtekens

Naast de aquila waren er verschillende andere veldtekens die altijd door het legioen werden meegedragen.

De signifer was een vaandeldrager die het veldteken van de centurion op het slagveld meedroeg. Een legioen had 59 signifers. Ook hij droeg een beren of wolvenvel en kon een larva masker hebben gedragen. De signum bevatte verschillende phalerae, onderscheidingstekens die de betreffende centurion had verdiend. De signifer was minder belangrijk dan de aquilifer, maar belangrijk genoeg om uitrusting te dragen die oorspronkelijk afkomstig was van het extatische koryos ritueel. 

Roman aquilifer

Vexillarius

De Vexillarii waren standaarddragers van een eenheid. Dit kon ook buiten het legioen zijn zoals ruiter en auxilia eenheden. 


Het vexillum was een rechthoekig vaandel van wol of linnen, vaak met geometrische motieven. In het midden stonden het symbool of de initialen van het legioen, geschilderd of geborduurd.

Er is slechts één bewaard gebleven exemplaar, uit de 2e–3e eeuw na Christus, gemaakt van linnen (53 × 51 cm). Het toont de godin Victoria op een bol en is bevestigd aan een rietstengel. Het vaandel wordt als Romeins beschouwd. Ook de vexillarius droeg over zijn helm een beren- of wolvenvacht.


De imaginifer was een type vaandeldrager in het Romeinse leger die het portret van de keizer meevoerde in de strijd. Dit diende als een voortdurende herinnering aan de loyaliteit van de soldaten aan de keizer.


Deze vorm van vaandeldrager ontstond in de legioenen na de invoering van de keizercultus, tijdens het bewind van Octavianus Augustus. De zogenaamde imago was een driedimensionaal portret van de keizer, gemaakt van gekleurd metaal, dat uitsluitend in de eerste cohort werd meegedragen, samen met de aquila (adelaar).


Ook de imaginifer droeg een beren- of wolvenhuid over de helm, waarbij de poten om de nek waren gebonden.


Hun bewapening bestond uit een gladius (zwaard) en een pugio (dolk). Als bescherming droegen zij een lorica hamata (ringenpantser) of lorica squamata (geschubd pantser), en een parma (klein rond schild), dat aan een riem opzij werd gedragen.

Maak het verschil, doneer nu!

Lees onze nieuwste blogs!