Het zijzwaard

Zijzwaard

In Italië staat het zijzwaard uit de 15e en 16e eeuw bekend als Spada da Lato. Dit wapen vertoont nog veel overeenkomsten met het traditionele eenhandige arming sword (ridderzwaard), dat hoofdzakelijk in een militaire context werd gebruikt. Rond het einde van de 15e eeuw begonnen de eerste vingerringen en beugels op de gevesten van zwaarden te verschijnen. Deze werden aangebracht ter bescherming van de hand. Vooral in civiele context droeg men niet altijd beschermende handschoenen, waardoor de beugels voorkwamen dat de hand een gemakkelijk doelwit werd.

Etymologie

De naam verwijst naar het gebruik om het zwaard aan de zijde te dragen. In het Spaans heet het Espada ropera, letterlijk “mantelzwaard”, waarbij ropa overeenkomt met het Italiaanse roba, het mannelijke kledingstuk dat in de late middeleeuwen en de vroege moderne tijd werd gedragen. Uit het Spaanse ontstond later het woord rapier in het Frans en Engels, dat zowel naar het zijzwaard als naar het latere 17e-eeuwse rapier verwijst.

Afhankelijk van de historische periode of de voorkeuren van de schermer, werden zijzwaarden in zeer uiteenlopende vormen en afmetingen vervaardigd. Het is daarom niet mogelijk om een standaard zijzwaard te definiëren. Museale exemplaren variëren in gewicht van 0,75 tot 1,7 kg.

Geschiedenis van het zijzwaard

Het zijzwaard ontwikkelde zich in de 15e eeuw in de landen van het Middellandse Zeegebied, waar compagnieën van huurlingen wijdverspreid waren en waar een algemene situatie van geweld en onveiligheid heerste. Dit betrof met name Spanje en de Italiaanse stadstaten:


  • In Italië werden vanaf de jaren ’70 van de 15e eeuw zwaarden met een slankere kling dan het traditionele arming sword steeds vaker afgebeeld in schilderijen. Deze zwaarden hadden bovendien een complexe handbescherming voor de ongewapende hand van de schermer. Overgebleven wapens uit die periode bevestigen deze trend.

  • In Spanje: De espada ropera wordt vermeld in Coplas de la panadera van Juan de Mena (1445/1450) en in een inventaris van hertog Álvaro de Zúñiga (1485).


Gedurende de 15e eeuw waren de beste meesters in het gebruik van het zijzwaard Italiaans. Hierdoor ontstond een echte “zwaardmarkt”, waarbij Italiaanse meesters naar hoven in heel Europa trokken en studenten uit Noord-Europa naar Italië reisden om de nieuwe zwaardtechniek te leren. De eerste school die zich specifiek op het zijzwaard richtte, was de Bolognese school van meester Lippo Bartolomeo Dardi (waar meester Fiore dei Liberi nog steeds de voorkeur gaf aan langzwaarden), actief sinds 1415.


Dankzij deze zwaardmarkt verspreidde het zijzwaard zich buiten het Middellandse Zeegebied en bereikte Frankrijk al in 1475, vanwaar het later naar Engeland kwam.

Gedurende de 16e eeuw onderging het zijzwaard verschillende veranderingen, waaronder uitgebreidere handbescherming en een toenemende lengte. Hierdoor transformeerde het geleidelijk tot de rapier, of striscia, het kenmerkende wapen van de 17e eeuw.

Talrijke afbeeldingen tonen dat Christoffel Columbus tijdens zijn expeditie in 1492 een zijzwaard liet zien aan de inheemse bevolking van het eiland Guanahani, voor wie stalen wapens tot dan toe volledig onbekend waren.

In militaire context bleef het zijzwaard populair, omdat het zeer geschikt was om mee te houwen, in tegenstelling tot de rapier. Om die reden werd het wapen lange tijd parallel met de rapier gebruikt, hoewel de rapier oorspronkelijk vooral een wapen voor de burgerij was.

Constructie

Zijzwaarden werden vervaardigd in veel verschillende vormen en afmetingen, afhankelijk van de periode en de schermer, waardoor er geen standaard zijzwaard bestaat. Museumstukken variëren van 0,75 tot 1,7 kg.

Belangrijke kenmerken van het zijzwaard ten opzichte van een gewoon arming zwaard of een stoc zijn:

  • Kling: lang en spits maar nog robuust, aan beide kanten geslepen, met een kort ricasso dat bovenaan beschermd wordt door een metalen ring.

  • Grip: geschikt voor één of twee handen, afhankelijk van de lengte van de kling en het totale gewicht van het wapen. De pareerstang was recht of S-vormig en was vaak voorzien van een vuistbeugel, en soms van extra ringen en korte beugels om de hand beter te beschermen.

In de 16e eeuw, artistiek gekenmerkt door de eigenaardigheden van het maniërisme, werd het model van het zijzwaard door Europese wapensmeden op verschillende manieren geïnterpreteerd. Onder de overgebleven museumstukken zijn er enkele opvallend bizarre exemplaren:

  • Flamberge-zwaarden, dit waren zijzwaarden met een “vlamvormige” kling. Ze waren voornamelijk bedoeld voor parades en het imponeren van toeschouwers. Deze worden soms ten onrechte verward met de flamberge Zweihänder, een grote tweehander die een vergelijkbaar type kling had.

  • Sommige zijzwaarden hadden zelfs een mechanisme van een pistool in de pareerstang en konden als combinatiewapen worden gebruikt. Dergelijke combinaties kwamen ook voor bij andere wapens, zoals knotsen of bijlen met pistolen in het heft.

Het zijzwaard combineerde snij- en steekaanvallen en gebruikte vaak cirkelvormige aanvallen.

Main gauche

Meestal werd het zijzwaard gecombineerd met een tweede wapen in de linkerhand. Veel verschillende wapens, zowel aanvallend als verdedigend, konden hiervoor worden gebruikt, zoals dolken, capes, ronde schilden (rotella), kleine schilden (targa of brocchiero), grote schilden (targone) of een tweede zwaard.

Pas aan het begin van de 17e eeuw werd het gebruik van het zijzwaard steeds meer beperkt tot het duelspel, meestal zonder tweede wapen of hoogstens met een dolk. Tegelijkertijd werd het gebruik ervan voor duels gecodificeerd.

Belangrijke schermmeesters met betrekking tot het zijzwaard waren vooral Achille Marozzo (Opera Nova, 1536) en Antonio Manciolino (1531). De vechtmethode beschreven door de Straatsburgse vrijschermmeester Joachim Meyer, dat hij zelf aanduidde als “Rappir”, kan eveneens nog tot het zijzwaard worden gerekend.


Maak het verschil, doneer nu!

Lees onze nieuwste blogs!